Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7451

Datum uitspraak2008-10-24
Datum gepubliceerd2009-09-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.013.450/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schuldsanering. Beëindiging zonder schone lei. Tekortkoming in de informatie- en sollicitatieverplichting nadat de schuldsanering eerder al was verlengd.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER ARREST van 24 oktober 2008 in de zaak met zaaknummer 200.013.450/01 van: Appellante, wonende te Amsterdam, mr. J.C.R. de Lyon, advocaat te Amsterdam. 1. Het geding in hoger beroep 1.1 Appellante is bij op 11 september 2008 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 september 2008 met insolventienummer 04/747-R, waarbij ten aanzien van appellante de toepassing van de schuldsanerings¬regeling is beëindigd op de wijze zoals in het dictum van die beslissing is vermeld. 1.2 Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 10 oktober 2008. Bij die behandeling is appellante verschenen, bijgestaan door mr. De Lyon. Voorts is namens de bewindvoerder, R.W. Piepers, verschenen. 1.3 Mr. De Lyon heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepleit aan de hand van de door hem aan het hof overgelegde pleitnotities. 2. De gronden van de beslissing 2.1 De rechtbank heeft op voordracht van de rechter-commissaris de op appellante van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat appellante ook na een eerdere zitting bij het hof niet heeft voldaan aan de afdrachtverplichting en een aanzienlijke boedelachterstand heeft laten ontstaan. Bovendien heeft zij niet aan haar inspanningsverplichting voldaan ondanks dat deze verplichting door het hof expliciet onder de aandacht van appellante is gebracht. Gezien deze tekortkomingen heeft de rechtbank de op appellante van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling vervolgens op de wijze als in haar beslissing vermeld tussentijds beëindigd. 2.2 Ten behoeve van de behandeling van het hoger beroep heeft de bewindvoerder een verslag met bijlagen d.d. 8 oktober 2008 aan het hof doen toekomen. Hiervan heeft appellante kennis genomen. 2.3 In hoger beroep is het volgende gebleken. 2.3.1 Op 6 september 2004 is appellante samen met haar (inmiddels) ex-echtgenoot toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank Amsterdam heeft op 22 augustus 2007 de schuldsaneringsregeling ten aanzien van appellante en haar toenmalige echtgenoot beëindigd omdat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zijn nagekomen. Zo hebben zij niet voldaan aan de inspanningsverplichting en onvoldoende inlichtingen verstrekt. Bovendien hebben zij een nieuwe schuld en een aanzienlijke boedelachterstand laten ontstaan. 2.3.2 In hoger beroep heeft het hof bij arrest van 19 februari 2008 voornoemde beslissing van de rechtbank ten aanzien van appellante vernietigd en de looptijd van de schuldsaneringsregeling met een jaar verlengd. Het hof achtte in dit verband met name van belang dat destijds kort ervoor de echtgenoot van appellante haar met drie jonge kinderen had achtergelaten, dat appellante bijstand had aangevraagd en contact had opgenomen met maatschappelijk werk en dat haar familie de boedelachterstand wilde voldoen. Het hof heeft haar nog een kans geboden de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen, waarbij het hof ervan is uitgegaan dat appellante zo spoedig mogelijk de boedelachterstand zou voldoen en dat zij de bewindvoerder tijdens het verdere verloop van de schuldsaneringsregeling alle relevante inlichtingen, zoals over haar inspanningen om betaald werk te vinden, zou verschaffen. 2.3.3 De bewindvoerder heeft gesteld dat – zakelijk weergegeven – appellante na de uitspraak van het hof van 19 februari 2008 aanzienlijke nieuwe schulden en een boedelachterstand heeft laten ontstaan, appellante haar sollicitatieverplichting niet is nagekomen en dat zij bovendien haar informatieverplichting niet nakomt. Als er een zitting is, komt appellante opeens met nieuwe informatie. Van de thans ter terechtzitting verstrekte gegevens, was hij niet eerder van de hoogte, aldus de bewindvoerder. 2.3.4 Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat de tekortkomingen in de schuldsaneringsregeling haar niet kunnen worden aangerekend. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij door het vertrek van haar (inmiddels) ex-echtgenoot problemen kreeg met haar uitkering en daardoor is geconfronteerd met nieuwe schulden. Zij heeft echter zoveel mogelijk afbetalingsregelingen getroffen met haar schuldeisers en verwacht daarnaast met terugwerkende kracht aanspraak te maken op een alleenstaande ouderkorting. Voorts komt er een betaling van het schuldhulpfonds. Met deze gelden verwacht appellante haar nieuwe schulden te kunnen voldoen. De boedelachterstand heeft appellante voldaan uit de aan haar toegekende bijzondere bijstand nadat de bewindvoerder de boedelachterstand had berekend. Aangaande haar sollicitatieverplichting heeft appellante gesteld dat zij op de maanden april en juni 2008 na, voldaan heeft aan haar sollicitatieverplichting. Die twee maanden was zij naar eigen zeggen te depressief om te kunnen solliciteren. Appellante heeft ten behoeve van het hoger beroep sollicitatiebrieven overgelegd. 2.4 Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat uit de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) op de schuldenaar rustende verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling gevergd wordt. 2.5 Het hof oordeelt als volgt. Bij arrest van dit hof van 19 februari 2008 en ter terechtzitting bij de rechtbank van 6 augustus 2008 is aan appellante een laatste mogelijkheid geboden om de verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling na te komen. Gelet op de ter terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep gebleken feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat appellante tekortgeschoten is in het actief meewerken aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Voldoende aannemelijk is geworden dat appellante niet naar behoren aan de informatie- en sollicitatieverplichting heeft voldaan. De benodigde sollicitatiebewijzen heeft appellante eerst achteraf ten behoeve van het hoger beroep overgelegd, terwijl op haar de plicht rustte de bewindvoerder te allen tijde op de hoogte te houden van die informatie. Hieraan heeft zij echter niet voldaan. Bovendien heeft zij eerst ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij enkele maanden niet heeft kunnen solliciteren omdat zij depressief was. De bewindvoerder was daarvan niet op de hoogte. Appellante heeft omtrent de door haar gestelde ziekte geen verklaring van een arts overgelegd, waardoor het hof er niet van uit kan gaan dat appellante in de door haar aangegeven maanden arbeidsongeschikt was. 2.6 Reeds uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat appellante in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen toerekenbaar is tekortgeschoten. Deze tekortkomingen zijn, mede gezien de eerder aan haar geboden kansen, van dien aard dat deze een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling rechtvaardigen. Het hof zal de beslissing van de rechtbank derhalve bekrachtigen. 2.7 Dit alles leidt tot de volgende beslissing. 3. De beslissing Het hof: - bekrachtigt de uitspraak waarvan beroep. Dit arrest is gewezen door mrs. A. Boumans, M.W.E. Koopmann en S. Clement en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof op 24 oktober 2008 in tegenwoordigheid van de griffier. Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.